About drawing


 

Be like water | 像水一样

Essentially a drawing continues forever. It can change, disintegrate, dissolve. Eternal and impermanent at the same time. 

I believe in temporality, in everchanging order.
This realisation deepened during long stays at open sea, where everything is different from what it seems, where everything can change within a split second. 

The basic principles of drawing fascinate me: lines, nuances in greys and other colors,
rhythm, materiality, how the many lines become a textile like surface. This is not by accident: my ecucation included working with textile and designing fabrics by hand.

I want to be in a state of not knowing, I welcome the ever-changing.

Selma Dronkers


Wees als water

 

In wezen is een werk onaf. 

Het kan doorgroeien, veranderen, uit elkaar vallen, oplossen. 
Eeuwig en vergankelijk tegelijkertijd.
Waar een tekening stopt is meestal wanneer totaal evenwicht in aantocht 
lijkt te zijn of juist wanneer dit net gepasseerd is. 

De tekeningen ontstaan via de weg van de geleidelijkheid.

Zeer zorgvuldige afwegingen en beslissingen gaan samen 
met intuïtieve ingrepen en toeval.

Ik geloof in voorlopigheid, in steeds veranderende orde.

Dit besef verdiepte zich tijdens lang verblijf, op een paar vierkante meter, 
op zee met de parallaxen, waar alles in beweging is,waar alles elk moment anders is dan het leek,  alles verschijnt en weer verdwijnt.
Niet kunnen focussen omdat er niets ís om op scherp te stellen.
Wat benauwend leek, bleek bevrijdend.

De grondbeginselen van het tekenen fascineren me: hoe herhaalde lijnen een oppervlak vormen.

Ik ben in een staat van niet-weten, ik verwelkom het steeds veranderende.

Selma Dronkers


Tekst door Wim Kranendonk voor zijn galerij van de tekenkunst

SELMA DRONKERS

woont en werkt in Nijmegen – een online presentatie met werk van Selma Dronkers vraagt van de kijker een inspanning. Op het scherm verschijnen beelden van gelijkmatige veranderlijkheid, zonder aanvang of einde. Wat ongezien blijft is het formaat, klein en compact, in een enkele blik te omvatten, en de rand die dikte heeft en kleur, waardoor men eerder een object waarneemt dan een immaterieel beeldvlak. De getekende lijnen maken door hun contrast en kleurintensiteit de indruk fysiek op het oppervlak te liggen in plaats van te naderen vanuit een fictieve diepte. Zij bieden weerstand tegen wat zich door de fijn gesponnen, bijna geledingloze compositie onvermijdelijk aandient: een effect van optische menging, een suggestie van grenzeloze uitbreiding. De resulterende spanning toont zich als onvatbare schoonheid.

 


 Tekst geschreven door Nico Huijbregts pianist, componist en beeldend kunstenaar.

De tekst is geschreven vanuit zijn visie op het werk: tijdens een aantal atelierbezoeken waarbij hij alleen was met de werken en in zijn studio nog verfijnd en verdiept. De tekst is ook te lezen in het boek Vrije kunst in Nijmegen met werk van 99 Nijmeegse kunstenaars. (49,95)

 

Kiemcel en kosmos

bij het werk van Selma Dronkers

 

Vooraf aan het atelierbezoek geeft Selma me een voorzichtige waarschuwing: ‘Dat er tekeningen aan de muur hangen wil niet zeggen dat ze af zijn’ – maar wanneer ik omringd ben door haar werk blijkt ‘af’ al snel een hachelijk begrip.

Aan een muur hangen frêle en fijnzinnige potloodtekeningen. Aan een andere muur stellige tekeningen gemaakt met blauwe verfstiften. Rondom mij, hoog aan de wanden, hangen talloze foto’s op briefkaartformaat van luchten, hier leeg, daar met machtige wolkenpartijen. En op een van de tafels liggen tekeningen van soms nauwelijks zichtbare, dicht op elkaar geplaatste verticale kleurpotloodlijnen.

Soms is een vel papier tot aan de randen volgetekend met krasjes en vlekjes. Soms ook blijven er stukjes en stukken wit uitgespaard: gaten van licht die nu eens opkomen, dan weer in de diepte verdwijnen.

Deze tekeningen en foto’s dwingen mij onmiddellijk mijn eigen perspectief te bevragen: waar sta ik als ik kijk naar al deze werken? Kijk ik naar iets dat als door een microscoop extreem vergroot is, openbaart de kunstenaar met deze werken een werkelijkheid die het blote oog nooit kan waarnemen – of: zweef ik als een vogel honderden kilometers boven landschappen van welke de details van menselijke maat verdwijnen en opgaan in grotere overweldigende structuren en vormen?

De microscoopblik maakt dat alles dat aan zo’n tekening te zien is zich naar binnen toe, a.h.w. in het papier beweegt, niet snel maar op een vertragende manier. De blik van de vogel daarentegen maakt dat dit alles zich expansief buiten de grenzen van het papier uitbreidt, alsof je kijkt in de kern van een explosie die op exact dit moment losbarst en waarvan je de enorme wervelingen buiten de vier zijden van het papier welhaast moet volgen.

Deze werken, hoewel natuurlijk begrensd door de rechthoekige en soms vierkante formaten van het papier, dulden geen grenzen. Hun optische zichtbaarheid gaat gepaard aan hun even belangrijke onzichtbare voortzetting, ver naar binnen, of juist ver naar buiten toe.

Je zou het kunnen vergelijken met het kijken naar iemand: alles wat hij of zij is, is een optelsom van wat je ziet en dat wat je niet ziet, d.i. de resonanties die deze persoon oproept zowel in jouzelf als in de werkelijkheid en de tijd die ver buiten deze persoon liggen.

Kijk ik naar al deze tekeningen, dan gebeurt mij hetzelfde: wat ze mij tonen, hun stoffelijke beeltenis, resoneert zoals geluid en licht in een ruimte of lichaam resoneren. En niet alleen de tekeningen, ook de snapshots van wolken weten dit te bewerkstelligen: een klein stukje lucht wordt door de camera steeds heel dichtbij gehaald. Onmiddellijk weken deze foto’s het landschap en de situatie in je geest los die bij precies dit stukje lucht hoort en zonder moeite plaats je jezelf onder dit fragment hemel. Hier laat je je de koelte welgevallen. Daar zet je je schrap tegen de wind. En hier geef je je lui over aan de hitte. Daar weer verberg je je diep in je jas tegen de kou. Ieder stukje lucht komt zo dicht op je huid. Maar tegelijkertijd ook bevindt het zich op grote afstand van je: immens is het luchtruim, onmogelijk dat jij, nietig wezen, het in zijn geheel ooit kan omarmen.

Met een grote precisie wordt deze wereld van cel en kosmos trefzeker verbeeld in de tekeningen: er lijkt geen krasje of vlekje of vorm verkeerd gezet. Nergens een voorzichtige schetslijn te zien. Nergens een teken van wegpoetsen of gummen. Eén lijntje, of één vlekje, of één krasje, of één veeg lijkt aan het begin van iedere tekening neergezet als was het een eerste kiemcel. Dan deelt deze zich, in weer zo’n lijntje, zo’n vlekje, krasje of veeg. Het bedachtzame oog van de kunstenaar stuurt de hand en celdeling na celdeling groeit het werk als een levend organisme. En ook al komt er bij ieder afzonderlijke tekening het moment waarop de kunstenaar dit organische groeiproces staakt, en dus het begrip ‘af’ zich aandient, zodra een ander, ik of jij, een blik op één werk werpt, deelt zich iedere cel weer verder.

En ook al oogt iedere handeling in dit werk even raak, het zetten van die lijn, die vlek, of die kras, legt slechts een zoveelste fractie bloot van een groter geheel dat steeds verder ontrafeld wordt: de kunstenaar zet deze affe middelen in juist om iets te verbeelden dat zijn voleinding nog lang niet nabij is, misschien in wezen wel altijd onaf zal blijven.

Hoewel alle werken een trage naar binnen gekeerde beweging ofwel onrustige expansie in zich dragen, is de beweging in de potloodtekeningen veel meer verstild dan in de blauwwitte werken met verfstift: de krijtachtig blauwe kleurvlakken en het harde wit van de uitsparingen daar vormen onderling een scherp contrast en zijn op die manier veel meer opdringerig. Het is alsof hier steeds weer een moment van de oerknal wordt weergegeven, terwijl in de potloodtekeningen met hun zachte grijstonen we veeleer naar de natrillingen ervan kijken.

Op een van de tafels in het atelier liggen een aantal kleinere potloodtekeningen, ditmaal in kleur. Allemaal laten ze hetzelfde zien: verticale smalle lijnen pal naast elkaar geplaatst. En dat in die typische kleurpotloodkleuren die nooit in staat zijn om hard, scherp of schreeuwerig zich aan ons op te dringen. Ieder geel of roze of blauw of groen blijft altijd zacht fluisteren, hoe hard je er ook mee zou krassen. Zo, in verschillende schakeringen naast elkaar, vormen ze soms een stil verloop van licht dat eindeloos door kan trillen, soms ook maken ze contrastrijker maar nog steeds gedempt rechthoekige vlakken, duidelijk afgebakend. Waar het overige werk opvalt door een beheerste en gecontroleerde grilligheid, is hier opnieuw diezelfde controle en bedachtzaamheid te zien maar nu toegepast op een nog verder geïsoleerd deel van de werkelijkheid: het licht. Nauwgezet zijn alle kleurlijnen in gelijke lengte naast elkaar gezet, maar statisch is hun voorkomen allerminst. De lichtvlakken die deze verticale lijnen oproepen zweven boven hun drager en veroorzaken opnieuw dat wat mij tijdens het kijken naar het andere werk steeds overkwam: nu eens wordt je blik naar binnen getrokken, als in de kleinste kern die de complete wereld van de kunstenaar bevat, dan weer word je meegenomen in de herhaling die deze vlakken licht suggereren: alsof ze zich onbeperkt zullen voortplanten buiten de grenzen van het papier waarvan ze los lijken te komen.

Omdat ik deze tekeningen zie ligt het erg voor de hand om de nadruk te leggen op het licht – maar net zo nadrukkelijk als het visuele dringt zich tijdens het kijken naar dit werk bij mij voortdurend het hoorbare op: in de blauwe verfstifttekeningen de oerknal, in de zachtgrijze potloodtekeningen de resonanties daarvan in de ruimte en de tijd, en tot slot: in deze kleurpotloodtekeningen de opheffing van tijd en ruimte: ik staar hier naar een eindeloze grondtoon waarin alles tot rust weerkeert.

Maart 2016

De tekening en de tekst zijn onderdeel van het boek 99+1.

Er zijn nog exemplaren te koop, pijs €49,50. Artikel in de Gelderlander kijk hier. In het AD hier.


Loading...